Een van de eerste gedomesticeerde dieren was een hond. De eerste getemde honden werden uitsluitend door de mens gebruikt voor hun uitbuiting op de boerderij: op jacht, voor bescherming, als sledehonden.
Onderzoekend naar de overblijfselen van de voorouders van gedomesticeerde honden, concludeerden wetenschappers dat hun wervelkolom structurele veranderingen onderging. Als we het hebben over andere dieren, bijvoorbeeld wolven, komen dergelijke vervormingen veel minder vaak voor. De reden voor deze skeletvervorming was de snelle veroudering van kraakbeen en botten als gevolg van verhoogde belasting van het skelet, evenals snelle veroudering. Met de groei van botweefsel neemt de flexibiliteit van de ligamenten tussen de stekels met enkele ordes van grootte af. Voor de gezondheid van honden vormt een dergelijke vervorming geen bijzonder gevaar, maar zorgt het toch voor enig ongemak.
Wetenschappers Robert Lozi en Catherine Latham van de Universiteit van Canada weerleggen de hypothese dat de belangrijkste reden voor de skeletvervorming van honden het slepen van zware lasten is. Dat meldden ze in hun artikel in Plos One magazine.
Ze zijn ervan overtuigd dat skeletafwijking (spondylose) even vaak voorkomt bij honden en wolven. Sledehonden lijden veel vaker aan deze aandoening. Dit is vooral merkbaar bij honden van meer dan 8 jaar oud. De auteurs van het artikel stellen dat de belangrijkste reden voor spondylose ligt in de domesticatie van honden.Bij oude honden is de ziekte te wijten aan het feit dat ze dicht bij de persoon woonden die voor hen zorgde.
De eerste gedomesticeerde honden leefden veel langer dan wilde honden. Dit heeft bijgedragen aan het ontstaan van een lange periode voor de ontwikkeling van spondylose.
Elk van deze twee hypothesen heeft recht op leven. De waarheid zal worden vastgesteld tijdens het analyseren van de overblijfselen van oude honden, evenals moderne dieren.