Gevleugelde reptielen. Tussen de voor- en achterbenen werd er een dun vlies overheen gespannen, zoals dat van vleermuizen.
Deze gevleugelde reptielen konden van bovenaf plannen, maar konden niet van de grond opstijgen. Als ze met hun vleugels op de grond wapperden, riskeerden ze ze tegen stenen en droge takken te scheuren.
Daarom klommen ze om te vliegen in een boom of rots en hadden ze al gepland in de lucht. Deze reptielen waren roofdieren en leefden in de buurt van de kust, voedden zich met insecten of vissen die ze grepen en vlogen laag over het water.
Wie was de grootste vliegende dinosaurus?
Het grootste gevleugelde reptiel heet pteranodon. Zijn spanwijdte kon 7 meter bereiken, terwijl hij slechts ongeveer 12 kilogram woog. Dit verbluffende reptiel kan urenlang in de lucht boven de zee zweven en vis vangen.
Veren en pluisjes
Een tijdgenoot van grote dinosaurussen was een geweldig schepsel - Archaeopteryx. Hij was zo groot als een raaf, had veren op zijn vleugels en staart, waardoor hij van tak naar tak kon springen. In tegenstelling tot moderne vogels had dit dier tanden in zijn bek en scherpe klauwen op zijn vleugels.
Maar Archaeopteryx was niet de enige die veren kreeg. Sommige dinosauriërs, bijvoorbeeld caudyperix, volgden zijn voorbeeld.
Een interessante hypothese: Wetenschappers geloven dat sommige gevleugelde reptielen, zoals pterodactylen, in tal van scholen woonden en als vleermuizen in de grotten sliepen.