Sommige prehistorische vogels die niet konden vliegen, leerden zwemmen en vissen. Wetenschappers geloven dat deze wezens de voorouders waren van pinguïns.
Hesperornis kon wel 1,5-2 meter lang worden, had kleine vleugels. Hij zwom vanwege huidmessen op zijn benen (hij had geen vliezen). Had tanden op de onderkaak en op de rug op de bovenkant. Zijn dieet was: vis.
Interessant feit: Archaeopteryx had een snavel, tanden en een lange staart, zoals die van hagedissen, bedekt met veren. Zijn vleugels eindigden, net als zijn benen, met zijn vingers.
Als je naar de geplukte kip kijkt, kun je de gelijkenis van zijn fysieke structuur vinden met de structuur van prehistorische reptielen.
Oude vogels kunnen niet vliegen
Toen de gevleugelde reptielen verdwenen, bleven alleen echte vogels met een grote verscheidenheid aan soorten op de continenten over. Sommigen werden zo groot dat ze niet meer konden vliegen. Maar ze pasten zich aan om onderweg te lopen en prooien te grijpen. Ze waren erg roofzuchtig en ongelooflijk groot, 3-4 meter hoog. Sommige soorten zijn nog niet zo lang geleden verdwenen.
Moderne vogels die niet kunnen vliegen
Ongewone vogels die niet kunnen vliegen, worden nog steeds gevonden in sommige delen van de aarde, vooral in Australië en Oceanië. Dit zijn casuaris, emoe (struisvogels) en kiwi. Zie ons artikel: Birds that Can't Fly voor meer informatie hierover